Aan het Niekerkerdiep, u weet wel, voorbij Andre Dokter, was iets bijzonders gaande.
Allemaal rommel op de weg en tussen het hoge gras een bejaarde dame met een schop in de weer tussen hoge bossen gele bloemen.
Nieuwsgierig vroeg ik wat ze aan het doen was. “Dit gele spul moet weg, het is giftig voor paarden en koeien, ze gaan er dood aan.”
“Nu staat het nog aan deze kant van de sloot maar als het uitzaait naar het weiland en de bloemetjes worden gemaaid en het komt tussen het droge gras herkennen de beesten het niet meer en dan kan het flink mis gaan.” “Het is enorm giftig”.
Ze vertelt me dit zonder eventjes te pauzeren, ze spit krachtig en diep door want alle kleine worteltjes moeten ook uit de grond. Wat een krasse tante, deze Hennie!
“En woont u hier in de buurt” vraag ik. “Ja, in Oldekerk” Ik fietste hierlangs en zag het en heb toen even een schep geleend van die aardige meneer daar, wijzend op de dichtstbijzijnde boerderij.
Het kruid heet Jacobskruiskruid, ik heb het thuis even gegoogeld, en is inderdaad een plaag voor de boeren.
Wat me raakte is de vanzelfsprekendheid waarmee deze dame, ik vermoed dat ze zeker over de zeventig is, in de onderwal staat te ploeteren. Gewoon omdat het moet, omdat ze van dieren houdt en daar dan dan ook voor zorgt. Ook al zijn het niet háár paarden of koeien.