Wou toch een keer over God dichten
over God, van God, bij God, in God,
en dan over God van, bij, in mij –
dat viel niet mee
telkens stokte ik bij van God
dat leek mijn struikelblok, als lot.
Blijkbaar moest het anders
en ik wachtte op het keren van de wind
die een andere geest laat waaien
waarin zich dat gedicht bevindt.
Ja, weet wel dat het niet kan
er zijn geen woorden voor
maar mij werd telkens weer geleerd
dat bij God niets onmogelijk is
dus mocht ik proberen, telkens weer.
Ik denk dat ik alles los moet laten
de dwang, de drang, gedrongenheid, |
mag ik me op de geest verlaten
die mij eens naar de oorsprong leidt?
Dan vertalen zich gevoelens
en roepen woorden beelden op
steeds minder woorden laten voelen –
eens zijn alle woorden op.
Woordloos, naamloos, onnoembaar
onbegrijpelijk gewoon
zoals water van de berg stroomt
zó als U in ieder woont.
Johan Vermeulen