Fysiek noch psychisch ben je in staat alles te observeren, je komt legio ogen te kort, hebt aan twee functieverliezende oren lang niet genoeg, om over de andere zintuigen maar te zwijgen. Toch besta je, hebt een referentiekader, neemt je plaats in (in het maatschappelijk bestel), denkt, doet, láát….. Je neemt de wereld zoals die is, of op je afkomt, met alle voordelen en gebreken. Je kunt niet op alle slakken zout leggen (zout wordt in tegenstelling tot slakken schaarser), niet overal commentaar op leveren, haren klieven…. Je ziet en hoort en denkt er het jouwe van, je gaat er schouderophalend aan voorbij of fronst je wenkbrauwen. (Voor sommige spiergroepen een welkome bezigheid…) Illegale bouwsels in de groenstrook aan de westkant van het hoofdveld in het Joh.Smit-park?? Mmmmwah… Ach, laat die kinderen spelen…… (Ook al ontbreekt er een plank van de omheining). Eenden- of meerkoetenmishandeling? Graffittispuiterij? Hou op!
Ik ga nog even door: Gisteravond na mijn tweede bloedsomloopbevorderende wandeling, je doet ‘wat’ om fit te blijven, passeerde ik de school aan de Oosterweg waar ik meer dan dertig jaar forse porties ‘ziel en zaligheid’ heb geïnvesteerd. Van verre hoorde ik al: Promotie als hangplek! Terugkeren en omlopen? Dat’s toch ook van de zotte….. Een handvol pubers is bezig de beide respectabele prunussen voortijdig te ontdoen van de bloesemblaadjes. Niet goedschiks, dan maar kwaadschiks…. Eentje, atletisch geschoold, heeft zich verschanst in de boom, de boomtakken protesteren, maar het is een kniesoor die daarop let. Toevallig ben ik de ‘kniesoor-van-dienst’, maak enkele kiekjes met mijn lutje Canon, soms werkt dat afschrikwekkend. Bij deze jeugdige vandalen-in-de-dop alleen maar gelach: “Waar bemoei je je mee? Als die jongen in de boom wil klimmen, dan klimt ie in de boom…. Is dit terrein soms van U? Wij doen wat we willen…” Half vragend, half gebiedend krijg ik de klimmer op de begane grond. Een zinnig gesprek? Niet mogelijk, communicatiekloof. Ik besluit door te lopen, wil de rotzooi achter de school niet eens zien. Achter mijn rug hoor ik: “Kom jongens, we klimmen er weer in…” (Zo gaat dat, ja, ik ben ook jong geweest….) Het doet pijn, maar ik besef dat daar een subjectieve kant aan zit. Deze school zit nu eenmaal in mijn genen, met prunussen en al. Uiteindelijk meld ik het gebeuren bij een enkel ouderpaar, de andere kinderen ken ik zo een twee drie niet (tijden veranderen…) Enig begrip, maar ook verdediging van de kinderen: Ze moeten toch ergens een plek hebben…. Tja…
Een nacht en een dag verder, maar het dilemma blijft: Wanneer gaan mensen in jouw wereld te ver? Wanneer bemoei je ermee? Of moet je toch maar ‘gewoon’ wegkijken, je bent immers niet direct verantwoordelijk? (JB)