Welkom in Zuidhorn, Wonen, Winkelen, Westerkwartier

COLUMN van Piety; “Labbekak”

Door : Piety Veenema
Datum : 7 juni 2011

Ik schijn de dochter van een labbekak te zijn.
‘k Had nog nooit van dat woord gehoord, maar ik las het ooit in Trouw, in een verhaaltje voorafgaand aan een recept uit De heimweekeuken. Een vrouw vertelde over 1943, midden in de oorlog. Alles was op de bon, maar haar moeder was toch inventief. Ze wist van alles iets te maken. Een van haar vondsten was labbekakkenkoek, genoemd naar de mannen die niet naar de Duitse werkkampen gingen.

Meteen dacht ik aan de droevige ogen van mijn pake Jan. Zag mijzelf als kind in de bedstee - die pake als opslagruimte gebruikte – snuffelend in een groot opbergblik waarin schoolrapporten zaten van mijn vader en zijn broer Pieter. Allemaal negens en tienen. Dat beloofde wat voor de toekomst.

Maar het werd oorlog. En toen kwam de Arbeidsinzet. Jonge mannen werden opgeroepen om in Duitsland te werken. In fabrieken. Mijn vader had geen zin, die dook onder en werd dus een labbekak (bangerik) genoemd. Maar Pieter was thuis toen ze hem op kwamen halen. Pieter was ook nieuwsgieriger, volgens mijn moeder, en avontuurlijker.

In die bedstee vond ik veel kaarten en brieven, geschreven vanuit Duitsland. Geliefde ouders, stond er steevast boven en ondertekend met: van uw geliefde zoon Pieter.
Ik herinner me wat mijn vader elk jaar, in januari, altijd zei: ‘Vandaag is het weer een moeilijke dag voor pake. Pieter zou jarig zijn geweest.’

Ik ken hem slechts van enkele foto’s, zijn schoolrapporten en uit de verhalen van mijn ouders. Het heeft altijd diepe indruk op mij gemaakt. En hoe ouder ik word, des te meer begrijp ik de zorgen van mijn pake destijds om zijn jongste zoon. Zijn vrees dat Pieter bij een bombardement van de Engelsen om zou komen, werd bewaardheid. Wel heel wrang, één dag voor de bevrijding in 1945. Slechts 22 jaar werd hij.

Soms vraag ik me wel eens af hoe het leven zou zijn verlopen als niet mijn vader, maar oom Pieter was ondergedoken. Zou mijn moeder dan na de oorlog misschien met Pieter getrouwd zijn? Hij was minder knap dan mijn vader, zei ze altijd. En ze viel op knappe mannen. Maar toch, het zou kunnen. Dat Pieter die brief had geschreven: Ik zag je bij onze buren…

Dan zou ik nu geen Piety heten, maar… Anne.
Maar één ding had dan geen verschil gemaakt: ik zou – volgens die mevrouw - de dochter van een labbekak gebleven zijn.

Piety Veenema

 





Columns Zuidhorn