Ik ben niet de enige. Dat valt me steeds vaker op. In de Leeuwarder Courant bijvoorbeeld schreef columniste Nynke eens: “Ik ga op vakantie en had bij voorbaat al zin om huilend in de kofferbak te gaan liggen.” En iemand anders: “Ik schiet geen wortel in de kantoortuin, ben niet vastgeroest aan mijn bureaustoel, heb geen collega’s die ik het liefst door de papierversnipperaar haal.”
In Trouw net zo. Daar zegt Karin Luiten, die zonder pakjes en zakjes kookt: “Ik heb het helemaal verkeerd begrepen”. En columnist Ephimenco schrijft: "Ik vond hem in de tuin.”
Waar gáát dit over, vraagt u zich wellicht af. Wel, beste mensen, of je een column met het woordje “Ik” mag beginnen. Of een brief. Ik leerde vroeger op school dat dat absoluut niet mocht. Maar tijden veranderen. Inzichten ook. Zo leerde ik tien jaar geleden in de cursus “Schrijven aan de burger”: Een brief is een gesprek op papier. En in een gesprek zeg je niet: In antwoord op, of: Naar aanleiding van. In een gesprek houd je het persoonlijk en begin je gewoon met “Ik”.
Zelfs in sollicitatiebrieven mag het tegenwoordig. En sinds we internet hebben is het in de mails ook heel gewoon geworden. In tijdschriften geldt hetzelfde. Vaak vetgedrukte koppen, zoals:
- “Ik had wat moeite met links en rechts” (Kampioen van de Anwb)
- “Ik heb de nier van mijn vrouw” (IZA-magazine)
In één oogopslag is duidelijk waar het over gaat. En lees je verder. Of je slaat het over, omdat het je interesse niet heeft.
Over interesse gesproken. Of interesse opwekken. Hoe doen columnisten dat in hun gesprek op papier? Door de vetgedrukte titel? Maar die dekt lang niet altijd de lading. Zou het hem dan toch in die eerste zin zitten, met dat allereerste “Ik”. Of moet er nog meer zijn?
Beste lezer, wat maakte dat u deze column tot het eind heeft gelezen?
Piety Veenema, www.pietyveenema.nl
Reageren op mijn column? Mail dan naar piety-veenema@live.nl