Stilte wandelt ons tegemoet,
we knerpen schelpen wakker,
geknotte wilgen zijn weer uitgebot
waar “de Lindt” ons buigend groet.
Zo rond het middaguur
beschijnt de zon september,
op de met herfst getooide bermen
onze schaduwen in drassig groen.
Weilanden dromen achter bomenrijen,
volkstuinen gapen door een bladerkraag.
We naderen de kerkhofsgracht,
lopen langs de graven,
spreken over abten en verleden
in de Wibrandusstraat en die van Baron Lewe,
De kloostermoppen worden hergebruikt
in ‘t Rechthuis na een raadsbesluit.
Je luistert stil als ik vertel,
je kent het kloosterleven,
hebt de Abdij al eens bezocht
en zag ook het museum.
Eens in het jaar rond mijn geboortedag
bezoek je ons in “mensenpak”
en ik weet nu dat Aduard
met ons een plek vond in jouw hart.
Coby Poelman-Duisterwinkel