Nog geen dag stond ik in de kringloopwinkel te pronken of ik was al verkocht.
Dat had mijn oude baas vast ook niet verwacht. Die gebruikte mij al jaren om zich te verplaatsen van zijn stacaravan naar de wc en terug. Soms nam hij me mee in de auto en reed op mij door een paar drukke straten maar ver was het nooit.
Ik was heel benieuwd wat voor leven ik nu zou krijgen. Het stel dat mij kocht was zo enthousiast, ik kon wel eens een avontuurlijk leven krijgen.
Ze zetten mij op de achterbank van een kleine Lupo. Ik keek eens over de leuning achter mij en daar stond ook nog iets onder een zwarte doek. Dat kon best eens een maatje zijn in een jongere uitvoering.
Vanaf de voorbank hoorde ik lovende woorden. Ze waren nog al in hun sas met mij, ze noemden mij zelfs old-timer. Ik hoorde ze grootse plannen maken.
De eerste rit ging naar Amsterdam. De auto werd geparkeerd bij de grote familie en ik en mijn maat onder de doek werden uitgeladen en in elkaar gezet. Dat wil zeggen, mijn maatje klapte hier en daar uit en mijn voor en achtereind werden op elkaar geschroefd. De fietspomp kwam uit de auto en we kregen allebei een beetje lucht in de banden. Hij ging op mijn maatje en zij beklom mij. Wat hadden ze een schik met elkaar. Ik heb mijn vorige baas nooit zo horen lachen. Ze trokken ook wel de aandacht. Mijn maatje was een dure zag ik wel, een merkfiets. Daar viel ik helemaal bij in het niet met mijn roestige voorkomen uit het jaar nul maar dat mocht de pret niet drukken.
Ik hobbelde over fietspaden, keien en bruggen, ze lieten mij de hele stad zien, parkeerden me bij het Waterlooplein en liepen de markt over. Mijn maatje en ik bleven met een dik slot aan elkaar vast op ze wachten. Ze namen de tijd. Eindelijk zag ik ze weer aankomen. Ze hingen een groot gevaarte aan mij en daar gingen we weer. Zo’n 25 kilometer later stonden we weer bij de auto en ging het stel bij de grote familie eten. Wij bleven zo lang in de auto wachten.
Volgende ritten waren naar Arnhem, Utrecht, Den Haag, Scheveningen, ze hebben mij veel steden laten zien. In Bergen, Den Haag en Scheveningen heb ik lekke banden gehad. Dat maakte hen niets uit, ze probeerden eerst te lappen maar als dat niet lukte liepen ze gewoon naar de eerste de beste fietsenwinkel en daar kreeg ik dan een nieuwe. Ik heb ook al eens een nieuw wiel gekregen want ik liet steeds meer spaken los en dan wiebelde het wiel. Ze reden met mij door bossen, op een dag reden ze wel 40 kilometer, ik wist niet wat me overkwam. Het mooiste vond ik de reis met de boot naar Schiermonnikoog. Ik mocht als handbagage mee omdat ik in twee stukken gebroken kon worden. Mijn maatje die alleen hier en daar uitgeklapt kon worden voelde zich wel een echte fiets maar omdat hij heel klein kon mocht hij ook als handbagage op de kar.
Wat is het daar mooi, we reden over schelpjes, zand en door het bos en wat zo mooi is, onze bazen hebben altijd heel veel plezier. Soms gieren ze het uit van het lachen want ze maken de gekste dingen mee en ze zeggen dat dat door ons komt. Steeds opnieuw hoor ik het: Wat hebben wij toch al een plezier van deze fietsjes gehad. Zeg nou zelf, is dat niet mooi? Het kleurt mijn oude dag.
Coby Poelman-Duisterwinkel