Vanuit zittingszaal 14 van de rechtbank in Groningen schrijft dvhn journalist Rob Zijlstra over grote en kleine rechtszaken. Namen van verdachten zijn door hem verzonnen. De rest niet.
Voor de strafzaak van Ruurt is weinig belangstelling.
De publieke tribune is op een paar mensen na leeg.
Het is eigenlijk ook een strafzaak van niks.
Ruurt heeft eind vorig jaar dingen vernield, zoals een hek om grazende Hooglanders heen en hij had met bakstenen ruiten van clubgebouwen en scholen ingekeild.
Uit een tuin pikte hij een vogeldrinkbakje en in zijn woonplaats Zuidhorn stak hij met een aansteker een bord aan de gevel van zwembad De Waterborgh in de fik.
Het openbaar ministerie heeft het passend gevonden deze misdaden voor te leggen aan de meervoudige strafkamer, met drie rechters.
De officier van justitie spreekt van een reeks aan strafbare feiten, gepleegd in december vorig jaar, januari dit jaar.
Ruurt is vroegtijdig van school gestuurd, is nu 19 jaar en die paar mensen op de tribune zijn zijn ouders.
Het zijn zijn heel verdrietige ouders.
Als de strafzaak is afgelopen, vraag ik naar de bekende weg.
Hoe het is, je zoon zo te zien zitten, hoe het voelt dat je zoon van 19 nu al drie maanden van zijn leven verdoet in de gevangenis?
De vader verbijt zich, de moeder zegt dat het vreselijk is.
Samen zeggen ze dat ze zich ontzettend machteloos voelen.
Was het maar niet zo.
Misschien dat op zijn slaapkamertje nog ergens in de kast een bak vol lego staat, waar hij vroeger graag mee speelde.
Of dat aan de muur nog posters hangen, van Messi of van Maradona.
Posters van voorbeelden.
Ruurt deed het niet alleen.
Er was een groep jeugd in het dorp, een man of 15, 16, die drank zoop als limonade. Lurkend aan joints sjouwden ze, 13, 14 jaar jong, verveeld door het dorp.
Ze droegen allemaal dezelfde petjes.
De rechters: ‘Was u de leider van de pettengroep?’
Ruurt, resoluut: ‘Nee.’
Rechters: ‘Heeft u zich schuldig gemaakt aan de verwijten die de officier van justitie u maakt?’
Ruurt: ‘Ja. Dat klopt.’
Rechters: ‘U heeft een wak gemaakt in het ijs van de ijsbaan.’
Ruurt: ‘Dat deden de anderen, die begonnen.’
Rechters: ‘Treurig voor de mensen die de volgende dag wilden schaatsen.’
Ruurt: ‘Wie ben ik om over anderen te oordelen?’
Waarom hij het vuur niet had geblust, willen de rechters weten.
Het antwoord is kort en helder.
Omdat hij niets had om mee te blussen.
Rechters: ‘U bent een eigenzinnig mens.’
Ruurt: ‘Ja, klopt.’
Rechters: ‘Eenmaal komt u weer vrij. Wat zijn dan uw plannen?’
Ruurt: ‘Ik weet het niet.’
Rechters: ‘U bent niet meer welkom bij uw ouders. Waar gaat u wonen?’
Ruurt: ‘Geen idee.’
Met de reclassering wil hij niets te maken hebben.
De reclassering wilde hem in een hokje stoppen, zegt hij, in het hokje ‘slechte mensen’.
Ruurt: ‘Terwijl ze eigenlijk dingen voor mij moeten doen.’
De rechters proberen wat.
Ze zeggen dat het in de wereld van de grote mensen zo is, dat je soms iets moet.
Dat je niet altijd kunt zeggen dat je niet en niets wilt.
Dat zij deze ochtend naar de rechtbank zijn gekomen, niet omdat ze er geen zin in hadden, maar omdat het nu eenmaal moet.
Ruurt: ‘In principe heb ik wel spijt.’
Zijn verdrietige ouders: ‘We kunnen niet meer tot hem doordringen.’
Wanneer de rechters vragen of het ooit weer goed komt tussen hem en zijn ouders, zegt hij van niet.
Nu niet, nooit niet.
Hij zegt: ‘Het heeft geen zin mij daar druk over te maken.’
De rechters willen weten waarom hij met die jonge kinderen optrok, waarom niet met leeftijdsgenoten?
Ruurt: ‘Bij hen voel ik mij niet thuis. Mijn leeftijdsgenoten gebruiken allemaal cocaïne en pillen en dat wil ik niet.’
Ik moest denken aan die nare gebeurtenis, acht jaar geleden, ook in Zuidhorn.
Op een parkeerplaats overleed een 19-jarige jongen, na een nacht vol drank, cocaïne en pillen vol drugs.
Er volgde een onderzoek door het openbaar ministerie naar de lokale gebruiken onder de jeugd.
De uitkomst luidde een paar maanden later dat in Zuidhorn geen drugsprobleem bestond.
Wat verontrustend leek, bleek reuze mee te vallen, stond in het persbericht dat destijds de wereld werd ingestuurd.
De krant kopte, misschien wel tegen beter weten in: ‘Gebruik van drugs in Zuidhorn valt mee’.
De burgemeester had opgelucht gereageerd, want burgemeesters zijn altijd blij met krantenkoppen die meevallen.
Terug bij Ruurt.
De officier van justitie: ‘Vernielingen, een voltooide brandstichting die net zo goed uit de hand had kunnen lopen.’
Ze zegt dat het er niet best uitziet voor Ruurt.
Hij weet niet wat hij wil, heeft geen schoolopleiding afgemaakt, heeft geen werk, geen plek om te wonen.
De officier van justitie zegt dat de vernielingen door de pettengroep bij veel mensen in Zuidhorn tot woede en frustratie hebben geleid.
En dat ook de minderjarigen hun straf niet zullen ontlopen.
Ruurt hoort tien maanden gevangenisstraf tegen zich eisen.
De helft mag voorwaardelijk.
De vader: ‘Volgende week wordt hij 20. Ik zou hem zo graag bezoeken. Maar hij wil dat niet. En dan kan het niet.’
Ouders van zonen, het valt niet mee.
Rob Zijlstra
uitspraak op 9 juni
5-6-2011 DVHN Rob Zijlstra